
Jurisprudentie
ZJ0036
Datum uitspraak2000-06-27
Datum gepubliceerd2002-07-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00061
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2002-07-17
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersWAHV 00/00061
Statusgepubliceerd
Uitspraak
WAHV 00/00061
27 juni 2000
CJIB 25771172
Gerechtshof te Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter te Arnhem
van 28 januari 2000
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [woonplaats]
1. De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie in het arrondissement Arnhem ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Het procesverloop
De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 13 juni 2000. De betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr J. Brontsema.
Voorafgaand aan de zitting heeft de betrokkene verzocht de advocaat-generaal te veroordelen in de kosten, die hij in verband met het verschijnen ter zitting heeft gemaakt, indien het beroep gegrond wordt verklaard.
3. Beoordeling
3.1. Bij inleidende beschikking is aan de betrokkene een administratieve sanctie van ƒ 180 opgelegd ter zake van: "Andere richting volgen dan voorsorteerstrook-richting", welke gedraging zou zijn verricht op 8 december 1998 op de Nijmeegseweg te Arnhem.
3.2. De betrokkene heeft de gedraging erkend. De betrokken stelt zich echter op het standpunt, dat in de omstandigheden van het geval de oplegging van een administratieve sanctie achterwege had moeten blijven. Daartoe is door de betrokkene aangevoerd, dat hij bemerkte, dat hij in de rijstrook voor linksafslaand verkeer stond, terwijl hij rechtdoor moest, dat hij na het op groen springen van het verkeerslicht zo snel mogelijk optrok om het naast hem staande verkeer niet te hinderen, dat hij vervolgens naar rechts ging om op de strook voor het rechtdoorgaande verkeer zijn weg te vervolgen en dat dit zijns inziens is toegestaan, omdat er sprake is van een onderbroken streep.
3.3. Artikel 78 RVV 1990 luidde ten tijde van de gedraging: Bestuurders van een motorvoertuig die op een kruispunt een bepaalde richting willen volgen moeten gebruik maken van de voorsorteerstrook waarin deze richting wordt aangegeven.
3.4. De Nota van toelichting bij die bepaling luidt:
"Met deze tekst wordt gepoogd het hoofd te bieden aan de problemen die bij de toepassing van artikel 123 van het RVV 1966 zijn gerezen. Zo besliste de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 10 april 1979 dat de vraag of nabij een
kruispunt van rijstrook mag worden gewisseld en een andere richting mag worden gevolgd dan die aangeduid door in een rijstrook gestelde pijlen regeling vindt in andere wettelijke voorschriften dan artikel 123 van het RVV 1966. Met de nieuwe tekst wordt bereikt dat de bestuurder die van voorsorteerstrook wisselt daarop kan worden aangesproken zelfs al is ter plaatse geen doorgetrokken streep toegepast. In dergelijke gevallen kan van de bestuurder immers niet worden gezegd dat hij bij het volgen van een bepaalde richting van de voorsorteerstrook gebruik heeft gemaakt omdat hij deze pas op een later moment is gaan berijden. Hiermee wordt een rustig verkeersbeeld bevorderd. Op kruispunten met voorsorteerstroken moeten bestuurders van de voorsorteerstrook die op hun richting betrekking heeft gebruik maken. Het ergerlijke rijstrook wisselen kan hiermee worden beperkt. Overigens verhindert de bepaling niet dat een bestuurder die constateert dat hij het onjuiste voorsorteervak berijdt de juiste rijstrook opzoekt, voor zover hij daarmee de veiligheid niet in gevaar brengt. Pas in dergelijke gevallen is politieoptreden gewenst".
3.5. Uit de omstandigheid dat de Nota van toelichting louter het wisselen van rijstrook kenschetst als rijgedrag dat "ergerlijk" is, kan worden afgeleid dat het in art. 78 RVV 1990 neergelegde gebod mede is gegeven met het oog op het afwezig zijn en blijven van enige ergernis bij ieder van de overige weggebruikers en dat het aldus de verkeersveiligheid dient. Voorts is van belang dat art. 78 RVV 1990 noch enige andere bepaling van het RVV 1990 een uitzondering bevat op het aldaar gegeven gebod, in het bijzonder niet de uitzondering dat de veiligheid
van het verkeer niet in gevaar is gebracht. Een en ander brengt mee dat een in strijd met dat artikel verrichte gedraging op zichzelve reeds het opleggen van een administratieve sanctie kan rechtvaardigen, ook in het geval dat door de gedraging
de veiligheid van het verkeer niet in gevaar is gebracht.
3.6. De twee slotzinnen van de Nota van toelichting moeten aldus worden begrepen dat de politieambtenaar in de bijzondere omstandigheden van het geval - zoals wanneer een bestuurder van rijstrook wisselt omdat hij zich bij vergissing in het verkeerde voorsorteervak bevindt - en onder de voorwaarde dat de veiligheid van het verkeer niet in gevaar is gebracht, aanleiding kan vinden om optreden achterwege te laten en geen administratieve sanctie op te leggen. (HR 19 november 1996, VR 1997, 110).
3.7. Aldus is de vraag aan de orde of de door betrokkene aangevoerde omstandigheden van zodanig gewicht zijn, dat deze het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dienen te leiden tot het vaststellen van een lager bedrag van de administratieve sanctie. Met het oog op die vraag is het volgende van belang.
3.8. In het door de constaterend ambtenaar opgemaakte rapport d.d. 11 oktober 1999 verklaart hij het volgende:
'Iedere dag sta ik meerdere malen op het Nijmeegseplein voor de verkeerslichten stil. Op dit plein is vaak sprake van filevorming. Het verkeer op dit plein wordt door middel van verkeersborden kenbaar gemaakt, welke richting men op kan. Verder wordt het verkeer op het plein door middel van driekleurige verkeerslichten geregeld. Tevens is de rijbaan van het Nijmeegseplein, komende uit de richting van Nijmegen verdeeld in rijstroken, t.w. twee rijstroken in de richting van de Pleijweg, twee in de richting van het centrum van Arnhem en twee in de richting van de Batavierenweg. Ik constateer dan bijna dagelijks dat automobilisten “per ongeluk” in het verkeerde voorsorteervak voorgesorteerd staan. Ik bedoel hiermee dat automobilisten kennelijk willens en wetens het linker voorsorteervak nemen om hiermee de dagelijkse file voor rechtdoorgaand verkeer te mijden. De twee linker voorsorteervakken, komend uit de richting Nijmegen, zijn voorzien van een pijl naar links. Nadat men de stopstreep is gepasseerd, zijn de voorsorteer vakken met een ononderbroken (het hof leest gelet op de bij het rapport gevoegde situatieschets en de ter zitting door de betrokkene getoonde foto’s: onderbroken) streep voorzien. Deze ononderbroken streep is aangebracht
omdat men dan het kruisingsvlak oprijdt. Dat wil zeggen, als men de stopstreep is gepasseerd, men verplicht is gevolg te geven aan een verkeersteken op het wegdek.'.
3.9. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen, heeft de kantonrechter terecht geoordeeld, dat in het onderhavige geval zich geen omstandigheden hebben voorgedaan, die het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten worden vastgesteld.
3.10. Derhalve dient de bestreden beslissing te worden bevestigd.
3.11. Het hof acht mitsdien geen termen aanwezig de advocaat-generaal te veroordelen in de kosten, die de betrokkene in verband met het bijwonen van de zitting heeft gemaakt.
4. De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr Kalsbeek, raadsheer, in tegenwoordigheid van mr Wijma, als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2000.